De landbouw- en natuurcrises van vandaag zijn bepaald niet onze eerste. In 1900 dreigde Nederland woestijngebieden te krijgen. Kunstmest bood redding. VU-geograaf Peter Verburg legt in zijn college bij Hovo Amsterdam aan de VU verrassende verbanden en biedt verhelderende theorie. ‘Ons succes is ook ons falen. Maar we kunnen veranderen, dat lukte vroeger ook.’
***

Peter Verburg is hoogleraar Milieugeografie aan de VU. Hij ontwikkelde vele methoden om landgebruik te analyseren, op lokale tot mondiale schaal. Hij is lid van de Earth Commission, waarin zestig wetenschappers werken aan een ‘eerlijke wereld op een veilige planeet.’
***
Uitgangspunt van Peter Verburg: ‘We leven in een fantastische tijd. De mens is succesvol en produceert ongeveer genoeg om de hele wereld te voeden. We hebben nog nooit zo veel voedsel geproduceerd als nu. Keerzijde: we tasten de natuurlijke vegetatie aan, door bijvoorbeeld stiktofuitstoot of grootschalige ontbossing om soja en palmolie te verbouwen. En vaak eten we te veel of ongezond.’ Hamvraag voor vandaag in de Hovo-cursus: hoe kunnen we de wereld blijvend voeden door slimmer landgebruik?
In 1900: woestijnen in Nederland
‘Ik ben geograaf, dus ik hou van kaarten.’ We zien een kaart van Nederland uit 1900, naast een kaart uit 2000. De Veluwe was in 1900 een heidegebied. ‘Sowieso was er nergens een groot bos. Ook al woonden er toen maar zo’n vijf miljoen mensen in Nederland, hun invloed op het land was groot. In zekere zin werd er toen ook intensief geboerd, maar veel grond werd vooral gebruikt om aan mest te komen.’ Boeren lieten daarvoor schapen grazen op de hei en schraapten er plaggen van de bodem. Die legden ze in de stal en samen met schapenkeutels werd dat goede mest.

‘En al kom je maar één keer per jaar langs met je schapen: zij eten alle jonge boomscheuten op, zodat er geen bos ontstaat.’ Wat overbleef na jarenlang weiden en plaggen: zandverstuivingen. Nederlandse woestijnen door overbegrazing. Dat begon een groot probleem te worden toen begin twintigste eeuw de kunstmest werd uitgevonden. ‘Een echte game changer.’
Daarom werd de Veluwe bos
Rond 1930 was kunstmest zo gebruikelijk geworden, dat boeren geen schapenpoep meer hoefden te verzamelen om op hun land te gooien. ‘Op de Veluwe hadden ze last van zandstormen en er was hout nodig voor de mijnbouw in Limburg. Daarom is de Veluwe een bos geworden. Nu vinden wij dat natuur.’
Vroeger meer landgebruik per persoon voor voedsel
Een wereldkaart uit 1700, ingevuld op basis van onder andere archeologische vondsten, toont een vergelijkbaar beeld. Met ruim een half miljard mensen, beïnvloedde onze soort toch al de helft van het aardoppervlak. ‘Vroeger gebruikten minder mensen meer land per persoon om aan voedsel te komen.’ Globalisering en efficiëntieverhoging door onder meer kunstmest kan natuurwinst opleveren, aldus Verburg. ‘Een stenige, steile helling in Zwitserland wordt nu met rust gelaten. De boer daar kon niet concurreren met een Flevolands aardappelveld.’
Twee theorieën
Na het historische perspectief laat Verburg twee theorieën zien: van Thomas Malthus en van Esther Boserup. ‘Malthus zei in 1798 dat de bevolkingsgroei werd tegengehouden door voedselproductie. Als de groeigrafiek van de bevolking de maximale productiecapaciteit van dat moment inhaalt, gebeurt er een ramp en stopt de bevolkingsgroei.’ Esther Boserup kwam in 1965 met een optimistischere theorie. ‘Als de bevolking groeit, stijgt de vraag naar voedsel en dan verzint de mens iets om aan die vraag te voldoen.’ Zo kan de populatie verder groeien. Tot nu toe kreeg ze gelijk. Maar, zegt Verburg: ‘Hoe lang houden we dit vol?’
Door kunstmest kon de wereldbevolking groeien
Geheel volgens Boserups theorie kwamen er irrigatietechnieken, tractoren, chemische gewasbescherming. Maar de belangrijkste verhoger van het productieplafond ooit is (stikstof)kunstmest. Daardoor bleef de wereldbevolking niet steken op drie miljard, maar het kost heel veel. Zo speelt het een sleutelrol bij de crises rond klimaat en biodiversiteit. De productie van kunstmest kost enorm veel energie, wat bijdraagt aan klimaatverandering. Het uitspoelen van kunstmest zorgt samen met dierlijke mest en andere stikstofuitstoot wat we inmiddels kennen als de stikstofcrisis. (Meer hierover in het college Van stikstofcrisis tot hongersnood & van oorzaak tot oplossing.)
Dus hier staan we nu
Dus hier staan we nu: met een stikstof- en natuurcrisis, klimaatverandering en een stijgende vraag naar voedsel van een groeiende wereldbevolking die bovendien steeds welvarender wordt. Een prachtige illustratie van dat laatste is dit fotoproject van Peter Menzel. Hij portretteerde over de hele wereld gezinnen met wat zij in één week opeten. Verburg: ‘Niet de populatiegrootte van de mens is het probleem. Overconsumptie is het probleem.’ Er zijn grenzen vastgelegd: ‘In Parijs spraken we in 2015 af dat we de temperatuurstijging op aarde tot maximaal 2, maar liever nog tot 1,5 graden zouden beperken. Maar we houden ons er niet aan, ons koolstofbudget om het te kunnen halen is bijna op.’
Vier mogelijke oplossingen
in 2050 vraagt de wereldbevolking volgens de Verenigde Naties tweemaal zoveel voedsel als nu. En dat met slechts een kwart van de milieu-impact per ton ten opzichte van nu. Verburg ziet vier opties om stevig die kant op te gaan:
1. Intensiever landgebruik met hogere opbrengst per hectare;
2. Meer land gebruiken voor voedselproductie;
3. Meer voedsel importeren;
4. Een ander voedselpatroon.
#1 Intensiever landgebruik met hogere opbrengst per hectare
Met intensiever landgebruik zijn we in de westerse wereld al te ver gegaan, gezien het voorgaande. In Afrika en Azië valt nog iets te winnen, maar dat wordt sterk beperkt als je onze problemen daar wilt voorkomen. Verburg wijst nog op het Half Earth Initiative, dat bepleit de halve aarde terug te geven aan de natuur door op de andere helft met de vruchtbaarste grond de opbrengst te verhogen. Verburg gelooft er niet in: ‘Als je op die manier in Flevoland de opbrengst verhoogt en de Limburgse heuvels teruggeeft aan de natuur, overschrijd je nog steeds de natuurlijke grenzen van bijvoorbeeld kunstmestgebruik.’
Dan kun je misschien beter kiezen voor het principe van land sharing: landbouw in combinatie met natuur, met bijvoorbeeld houtwallen en heggen langs akkerranden. De zogeheten natuur-inclusieve landbouw. ‘Maar dan heb je weer een lagere opbrengst per hectare, dan heb je dus meer akkerland nodig dan nu en dat is een probleem. Ik koop biologische melk, maar ik besef dat daar 20-30 procent meer land voor nodig is, wat ten koste gaat van bijvoorbeeld natuur.’
#2 Meer land gebruiken voor voedselproductie
Intensiever gebruik van het bestaande akkerland zit er volgens Verburg dus niet overal in. Dan de tweede optie: meer land gaan gebruiken voor voedselproductie. Verburg laat zien dat vele wetenschappers evenveel verschillende conclusies trekken over hoeveel land hiervoor beschikbaar is. Ze verschillen bijvoorbeeld van mening over of je natuur of ander land ervoor mag ontginnen − de meesten vinden van niet. Ook rekenen sommigen de wereld rijk met marginale, onvruchtbare grond of tellen of met land dat tijdelijk braak ligt om later weer vruchtbaar te kunnen zijn. Verburg concludeert uit al dat onderzoek dat er per saldo niet veel extra land beschikbaar is en dat we met land dat ‘beschikbaar’ is, ook nog veel andere dingen willen. ‘Recreatie, bedrijventerreinen, parkeerplaatsen, groene ruimte in een stad: we willen het allemaal.’
10 procent van de wereld is dicht bewoond
‘Met suburbane gebieden zoals Amstelveen meegerekend, is 10 procent van het land op de wereld ingericht als woongebied’, zegt Verburg. ‘Dat lijkt geen enorm groot getal, maar de meeste steden in de wereld liggen in vruchtbare delta’s en bij riviermonden.’ Ooit heel handig, maar nu niet meer. ‘Om een nieuwe woonwijk aan zo’n stad toe te voegen, moet je dus de aller-vruchtbaarste landbouwgrond opofferen. Dat lijkt misschien makkelijk te compenseren door elders een stuk grond te ontginnen. Maar in andere gebieden is de opbrengst vaak echt veel kleiner.’ Een actueel voorbeeld dichtbij: een van de cursisten is actief in de actiegroep Behoud Lutkemeer. Zij probeert te voorkomen dat er een distributiecentrum komt in de vruchtbare polder tussen Amsterdam en Schiphol.

Stadslandbouw?
De actiegroep wil liever een voedselpark. Stadslandbouw: is dat een duurzame oplossing voor het voedselvraagstuk? Verburg: ‘Het is belangrijk voor verbinding met de natuur, voor community building, voor gezonder eten en voor het besef wat het betekent om voedsel te verbouwen.’ Maar dé oplossing is het niet, zegt hij erbij. ‘Het gebeurt niet op de beste plekken en is niet efficiënt genoeg voor de grootschalige productie die we nodig hebben.’
Ook niet als we verticaal gaan, in varkensflats en roze verlichte sla-kassen? Ook daarvan heeft Verburg geen hoge verwachtingen. ‘Het is heel duur, het kost veel energie en het kan met lang niet alle gewassen. Alleen met sla en kruiden lukt het nu goed. Niets is zo efficiënt als zon en bodem.’ Eten van dichtbij scheelt vervoerskilometers, al dat gesleep met eten de wereld over is toch ook erg? Dat valt mee: ‘Deze foodmiles, als ze niet per vliegtuig worden gemaakt tenminste, zijn veel minder belastend voor het milieu dan de dieetkeuzes die we maken.’
#3 Meer voedsel importeren
Gewoon meer voedsel importeren dan maar? ‘We maken het hier mooi duurzaam met veel bos en importeren ons voedsel’, is het idee van deze optie. ‘Maar ja, dan moet het ergens anders wél verbouwd worden’, merkt Verburg op. Sommige landen hebben geen keus: ‘In IJsland groeit te weinig voor de bevolking daar, een vruchtbaar en warm land kan ook andere landen voeden.’ Wij Nederlanders, in onze vruchtbare delta, werden van lokale havermout- en aardappeleters al grote importeurs van voedsel uit het buitenland. Tegelijk exporteren we grote hoeveelheden kaas, melk en varkensvlees.

Oliepalm: rotgewas…
Verburg laat zien hoe ingewikkeld de importkwestie is aan de hand van de oliepalm. ‘Overal zit tegenwoordig palmolie in, in elke margarine en in elk koekje. Maar wat een rotgewas! Het groeit waar eerst tropisch regenwoud stond of waar moerassen en veengronden waren. Op zo’n palmplantage leven verder alleen ratten, en slangen die ratten eten.’ Het label responsible palm oil dat je hier en daar ziet opduiken, moet je volgens Verburg niet interpreteren als dat het alle duurzaamheidsproblemen oplost. ‘Dat label schrijft beperkte maatregelen voor, zoals dat de producent een paar procent van de oorspronkelijke vegetatie laat staan. Dat wordt niks tussen de slangen en ratten, en ergens anders is dan weer meer land voor plantages nodig.’

.. En ook een fantastisch gewas
Aan de andere kant is palmolie ook een fantastisch gewas, betoogt Verburg. ‘De opbrengst per hectare is ongeveer vijf keer zo hoog als bij zonnebloemolie of koolzaad. Dus als we al onze koekjes en margarine willen maken zonder palmolie, moeten we ons hele land vol zetten met koolzaad of zonnebloemen. Daar komt bij: een flink aandeel van de palmolie wordt niet gebruikt als voedsel, maar als biobrandstof. Dus er is nóg meer koolzaad nodig als je dat ook door koolzaadolie wilt vervangen.
Minder koekjes eten
Als we dat niet willen, en ook de ontbossing voor palmolieplantages willen stoppen, is het enige alternatief dat we minder van dit soort producten gaan eten, of op een andere manier land beschikbaar maken voor de productie van plantaardige olie. Nederland heeft hierbij trouwens het heft voor een belangrijk deel in handen: ons eigen Unilever is een van de grootste afnemers van palmolie. Minder eten is in onze contreien sowieso een goed idee. Cursusleider Harry Aiking presenteerde het in zijn openingscollege zelfs als de nummer 1 in zijn top-3 van maatregelen om een duurzamer voedselpatroon te bereiken.
Land grabbing
Het is ons cursisten inmiddels scherp duidelijk dat land waardevol en schaars is. Verburg: ‘Rijke landen, maar ook bedrijven in Nederland, kopen daarom land op in Afrika. Zo zijn ze minder afhankelijk van de wereldvoedselmarkt. Ze kunnen die markt zelfs beïnvloeden: Ze speculeren met voorraden en proberen zo de prijs op te drijven. Veel landen willen graag dit soort investeringen in hun land, bijvoorbeeld om met de opbrengst een ziekenhuis te bouwen. Maar wie profiteert er op de lange termijn?’ Niet de hardwerkende Afrikaan. De opbrengst gaat naar slechts enkelingen bovenin de (voedsel)piramide.
#4 Een ander consumptiepatroon
De eerste drie opties voor een duurzaam voedselsysteem zetten allemaal weinig zoden aan de dijk, nu blijft alleen de laatste optie nog over: een ander consumptiepatroon.
We eten maar de helft van ons voedsel daadwerkelijk op
‘Hoe je ook rekent: van alles wat we aan voedsel produceren, eten we maar 40-60 procent op. We kunnen 10 procent land uitsparen en omzetten in natuur als we minder verlies genereren door bederf of weggooien. Een vergelijkbare winst valt te halen als we stoppen met te veel eten, dat scheelt ook nog ziekte en overgewicht’, stelt Verburg nuchter. ‘Maar de grootste klapper valt te maken door minder voedsel te produceren dat bestemd wordt als diervoer.’

Bron: P. Alexander et.al.: Losses, inefficiencies and waste in the global food system
Als we geen voedseloogst meer aan vee voeren – de lichtblauwe stroom die in het plaatje hierboven van crops harvested naar livestock gaat – besparen we een landoppervlak zo groot als Europa. Dat is een derde van alle landbouwgrond. Helemaal vegetarisch worden hoeft niet, want op arme of drassige grond kan nog steeds vee grazen en ook restproducten uit akkerbouw en kapotte koekjes uit de koekjesfabriek kunnen een – weliswaar verkleinde – veestapel blijven voeden.
Een ander dieet is een kritisch onderdeel van de oplossing
‘We zoeken altijd naar dé oplossing’, sluit Verburg zijn college af. ‘Die bestaat niet. Technologie bracht ons veel en vooral in ontwikkelingslanden is daarmee nog veel te winnen. Maar je haalt pas echt de druk van het systeem als we in het westen minder en slimmer gaan consumeren. Vegetarisch of veganistisch eten is niet dé oplossing, maar een dieetverandering in de rijkere delen van de wereld is wel een kritisch onderdeel van de oplossing.’
Dit artikel is onderdeel van een serie verslagen van de tweejaarlijkse cursus over de urgentie van duurzame voeding van Harry Aiking bij Hovo Amsterdam aan de VU. Ik maak over elk college een artikel, omdat ik geïntrigeerd ben door het feit dat veel milieuproblemen samenhangen met ons voedselpatroon. Op mijn pagina Gezond & duurzaam voedsel staan alle artikelen.