De regering hoeft maar te kikken, een paar bindende afspraken te maken en dan kunnen we ervoor gaan. Een helder overzicht van interventiemogelijkheden ligt klaar, onderzoek toont aan hoe goed mild ingrijpen al werkt. Dat leer ik tijdens een college van WUR-wetenschapper Muriel Verain bij Hovo Amsterdam aan de VU.
Denk jij dat je alleen eet wat jij echt wilt? Of hap je weleens iets weg waarvan je achteraf spijt hebt? Met verleiding heb je veel meer te maken dan je denkt. Zo’n 200 eetbeslissingen per dag maak je. Echt waar! In de winkelstraat, op het station, in de supermarkt, de bedrijfskantine. Daar willen mensen geld aan jou verdienen. Maar ook als je je eigen keuken in loopt, word je beïnvloed. Staat de fruitschaal jou daar aan te staren of is het een pot drop? Iedere keer dat je hem ziet, moeten je hersenen een keuze maken. Zo gaat het dus zo’n 200 keer per dag: neem je niks of neem je iets, en wat dan? De uitkomst heeft lang niet altijd alleen maar met jouw wil te maken.
Nu is het helaas, helaas, helaas zo dat:
A) de meeste mensen weinig of niet beseffen hoe sterk ze beïnvloedbaar zijn;
B) supermarkten en andere ondernemers de mogelijkheden van beïnvloeding zonder scrupules uitmelken;
C) onze overheid lijkt te ontkennen welke invloed dat heeft, want ze houdt stug vol dat de consument de vrije keuze heeft en moet houden.
A, B en C werden pijnlijk duidelijk in een discussie op NPO Radio 1, over de rol van supermarkten bij gezonde voedselkeuzes. In oktober 2022 was gebleken dat de marketing van supermarkten verreweg voor het grootste deel gericht is op ongezonde producten, terwijl in het Preventieakkoord met de regering was afgesproken dat ze het voor hun klanten makkelijker zouden maken om gezonde producten uit de schijf van vijf te kopen.
Groen en geel
Ik ergerde me groen en geel aan de gelaten reacties van luisteraars, die vonden dat
A) het allemaal wel meevalt met de invloed van grote bakken met chips en chocola in de aanbieding waar je bijna niet omheen kunt;
B) het begrijpelijk is dat supermarkten alleen op winst uit zijn;
C) klanten zelf maar wat sterker in hun schoenen moeten staan, ingrijpen zou betuttelend zijn.
Zij hebben de regering die ze willen, zullen we maar zeggen.
In hetzelfde item zegt WUR-hoogleraar Consumptie en gezonde leefstijl Emily de Vet dat er wel degelijk ook veel mensen zijn die wél ondersteuning willen bij het maken van gezonde keuzes. Denk aan ouders die hun kinderen gezond willen opvoeden.
Betuttelend of niet?
Is zulke ondersteuning betuttelend? Ik vind van niet, het is de verantwoordelijkheid van onze overheid om onze (voedsel)omgeving gezond en verantwoord in te richten. Ik vind het ook een vreemde opvatting dat mensen stimuleren groente en volkorenbrood te kopen betuttelend zou zijn, maar mensen stimuleren snoep of frisdrank te kopen níét. Of is het soms wel betuttelend als je het voor de volksgezondheid doet, en niet als je het uit winstbejag doet? Ik begrijp dat niet. Wat denk ik heel belangrijk is, is dat je mensen een heel eind de gezonde en duurzame kant op kunt krijgen zónder hen de vrije keuze te ontnemen het een keertje anders te doen. Een prominentere plek en een beetje reclame voor de gezondere of duurzame keuze maakt een enorm verschil. Dat laat Muriel Verain zien in haar college.
***

Muriel Verain probeert te begrijpen waarom mensen bepaalde eetkeuzes maken en hoe je die keuzes kunt beïnvloeden. Ze werkt als onderzoeker en projectleider Consumentengedrag en voeding bij Wageningen Economic Research. Eind 2022 verzorgde ze op de VU het vierde college in de cursus Een eenvoudige doch duurzame maaltijd? Van HOVO Amsterdam.
***
Muriel Verain laat in haar college een helder schema zien van de mogelijkheden om in te grijpen in het gedrag van mensen, van heel afwachtend en terughoudend tot dwingend: het uitsluiten van een bepaalde keuze, zoals bijvoorbeeld een algeheel rookverbod zou zijn. ‘Grofweg geldt: hoe hoger op de ladder, hoe effectiever.’ Met dat ‘grofweg’ bedoelt Verain dat het waarschijnlijk niet effectief zou zijn als de overheid alle voeding buiten de schijf van vijf zou verbieden. Dan breekt opstand uit en daar hebben we niets aan.
Drie weken gezeur
Wel zegt Verain: ‘Het is onduidelijk of je het stap voor stap moet aanpakken of radicaal. Het kan ook dat een radicale aanpak leidt tot drie weken gezeur, waarna iedereen gewend is aan de nieuwe situatie.’ Welke universiteit pakt die handschoen op en maakt in één keer het bedrijfsrestaurant volledig vegetarisch? Noem het een experiment voor een half jaar en wellicht kun je het na die zes maanden geruisloos handhaven.

De interventieladder met acht treden laat zien dat tussen de twee uitersten van niets doen en verbieden veel mogelijk is. ‘De Nederlandse overheid zit hier met voeding’, wijst Verain naar trede twee. Informatie aanbieden. Tja, we weten allemaal dat dat niet genoeg is voor verreweg de meeste mensen. De helft van de volwassen Nederlanders heeft overgewicht, van de jongeren tussen 18 en 25 jaar een kwart. Waar houdt het op?
De betere keuze aanbieden…
Bij niveau drie wordt het al leuker. Keuze mogelijk maken, mensen in staat stellen hun gedrag te veranderen. Oké, McDonald’s biedt vega-hamburgers aan, beter voor de gezondheid en duurzamer. Maar de snackbar van Ouwehands Dierenpark in Rhenen hing goed zichtbaar onder het menu een grote foto op van die burger, met daarnaast de zin: ‘Vind jij dierenwelzijn belangrijk?’ De verkoop van vegaburgers verdubbelde van 5 naar 10 procent van het totaal.
…Of die keuze als de standaard-keuze presenteren
Bij niveau vier veer ik echt op, zo zou het moeten denk ik: keuze sturen door de gewenste keuze tot standaardkeuze te maken. ‘Zoals we nu standaard orgaandonor zijn, behalve als je aangeeft dat je het niet wilt’, illustreert Verain. Een mooi experiment in een Nederlands restaurant laat zien wat je hiermee kunt bereiken. In week 1 was een wrap met kip de standaard-keuze, om het vegetarische alternatief met bonen moest je vragen. De week daarop was het andersom. In week 1 at 8,6% de vega-wrap, in week 2 was het 80 procent! Zo krijg je de hoge vleesconsumptie in restaurants dus naar beneden, zonder de doorgewinterde vleeseter zijn keuzevrijheid te ontnemen.
In een ander restaurant kreeg de ene groep 75 gram groente op het bord, de andere groep 150 gram, en 12,5% minder vlees. Groep 2 at daarop 31% meer groente. ‘En de klanttevredenheid was in die groep zelfs hoger. Het kan dus best’, concludeert Verain. Op basis van effectiviteit, maatschappelijke impact en gemak om het in te voeren, kan de samenleving op alle niveaus keuzes maken om gezond en duurzaam gedrag te stimuleren.
Kantine take-over in Altena
Verain werkt zelf aan bijzonder onderzoek in de Brabantse gemeente Altena. Daar vindt de eerste gebiedspilot van Nederland plaats om mensen meer plantaardig te laten eten. Op scholen, supermarkten en restaurants testen de onderzoekers allerlei interventies. ‘We voeren de campagne Samen plantaardig. Ambassadeurs uit de gemeente proberen de sociale norm om vlees te eten om te buigen met tips en recepten. Er zijn proeverijen, stands met producten enzovoort. Op een middelbare school in Altena is een week lang een kantine take-over geweest waarbij alles vegetarisch was. ‘Mag ik nog een wrap?’ ‘Op!’
Verain focust op het minderen met vlees en zuivel. Meer plantaardig eten zou een fantastisch verschil maken voor onze gezondheid en duurzaamheid, leerden we al eerder in deze Hovo-cursus. ‘In de wetenschappelijke literatuur is de hoop gevestigd op flexitarische eetpatronen, waarbij mensen hun vleesinname beperken zonder vlees volledig uit te bannen.’
Inflatie van de flexitariër
Nu zijn er steeds meer mensen die zich flexitariër noemen, maar die term is aan inflatie onderhevig. In 2011 noemde 14% van de Nederlanders zich flexitariër, in 2019 maar liefst 43%. Maar onder de zelfbenoemde flexitariërs uit 2019 eet een op de vijf wel vijf of meer keer per week vlees bij de warme maaltijd. Flexitariërs uit 2011 aten in 2011 gemiddeld 2,9 dagen per week vlees, in 2019 zijn dat 3,7 dagen. ‘Als je bij je friet een kaassoufflé neemt in plaats van een frikandel, kun je al zeggen dat je flexitariër bent.’
Opvallend is dat mensen minderen met vlees niet als eerste actie benoemen als ze nadenken over gezonder of duurzamere voeding. Verain vraagt wat duurzaam voedsel is aan het zaaltje vol cursisten die speciaal zijn gekomen om te leren over duurzame voeding. ‘Biologisch’, zegt iemand. ‘Lokaal. Van het seizoen. Peulvruchten, veel groente.’ Dat een verlaagde hoeveelheid vlees en zuivel cruciaal is voor een gezond en duurzaam dieet, komt pas veel later in mensen op. Buiten dit zaaltje al helemaal, weet Verain.
Vijf soorten vleeseters
Ze toont de cursisten allerlei interessante weetjes over de vleeseter. Zo zijn er vijf soorten:
– de compulsieve vleeseter (16%), die zich slap zegt te voelen als er een dag geen vlees op het menu staat en niet of nauwelijks te overtuigen valt om af en toe het vlees te laten staan’;
– de vleesliefhebber (13%), die dagelijks vlees eet, maar niet protesteert als je een vegetarische maaltijd voorzet die ook lekker blijkt;
– de onbewuste flexitariër (40%) eet niet elke dag vlees, maar doet dit niet bewust voor gezondheid of duurzaamheid;
– de potentiële flexitariër (17%) heeft weinig behoefte aan vlees en vindt vegetarisch eten lekker;
– de bewuste flexitariër (14%) vindt het vanwege milieu en/of dierenwelzijn belangrijk weinig vlees te eten.
Opvallend is dat geen van al deze groepen overtuigd is van de gezondheidsrisico’s van te veel vlees eten. Van al deze groepen is bekend in welke demografische segmenten van de bevolking ze vooral voorkomen en wat hun motieven zijn om te minderen met vlees. Die variëren van betaalbaar, lekker, aantrekkelijk en veilig tot gezond, diervriendelijk en milieuvoordelen.
Het gat tussen willen en doen
Tussen willen en doen zit dan nog het gat dat intention-behaviour gap heet. Al met al: het zal niet vanzelf gaan. Terwijl we in Nederland doorvechten over stikstofbeleid en het al dan niet verminderen van de veestapel, daalt onze vleesconsumptie nauwelijks. En dat is een essentieel onderdeel van een duurzaam en gezond voedselsysteem. Overheden weten dat: van Europa moet ieder land een nationale eiwitstrategie maken en uitvoeren om die kant op te gaan. Twee jaar later dan afgesproken heeft Nederland er een opgeleverd, maar ik vind hem nog erg vaag en nogal vrijblijvend. Meer gericht op economische kansen van plantaardige, innovatieve voedingsmiddelen dan op minder dierlijk en meer plantaardig.
Hardop zeggen dat minder vlees eten goed is, is tot nu toe taboe voor Nederlandse regeringen. Zo bleek ook in 2022 dat toenmalig landbouwminister Carola Schouten de boodschap ‘eet minder vlees’ uit een overheidscampagne schrapte. Mij lijkt de allereerst stap in een collectieve goede richting dat onze regering zegt: ‘Onbeperkt barbecueën met grote lappen vlees is niet gezond voor ons en de aarde. Laten we samen proberen te genieten van minder.’ Dan is stap twee een bindend preventieakkoord en een eiwitstrategie met klare taal. Over de inzet van doeltreffende stappen uit de interventieladder bijvoorbeeld. Dan gaan veel meer mensen doen wat ze écht willen: gezond en duurzaam genieten.
op mijn webpagina Gezond en duurzaam voedsel staan de verslagen van alle colleges van de cursussen over een duurzaam voedselpatroon die ik volg bij Hovo Amsterdam aan de VU.